Het witte briefpapier
Dat moeiteloos zich vullen zou
is als een spinsel
in haar hoofd gebleken.
Tanden staan gewapend
voor haar stem
de keel gevuld
als etter in een zweer
als peren
op de rand van gisting
gehuld in witte lakens
slapend op een fakirbed
klinken nog wat zinnen na
Halverwege
haar gebalde vuisten
steken woorden
vallen letters
in het zand.